De Leidsche Flesch: 100-jarig bestaan
Studievereniging voor Natuurkunde, Sterrenkunde, Wiskunde en Informatica sinds 1923

De Leidse fles is het eerste type condensator. Deze is in 1746 in Leiden uitgevonden door Pieter van Musschenbroeck. Een jaar eerder was een dergelijke methode om elektrische lading op te slaan al uitgevonden door de Duitser Ewald Georg van Kleist, maar doordat Van Musschenbroeck over zijn vondst publiceerde, heeft zijn vondst ook internationaal de naam 'Leidse fles' gekregen.

De Leidse fles bestaat uit een wijde glazen fles die van buiten met tinfolie is bekleed. De fles is gevuld met (geleidend) water. Het glas van de fles isoleert en fungeert als diëlektricum. Aan de bovenkant van de fles zit een bolvormige elektrode die in verbinding staat met het water in de fles. Via de bol kan lading worden afgenomen of toegevoerd. Een Leidse fles kan worden opgeladen met een elektriseermachine zoals een Van de Graaffgenerator. Met de lading die opgeslagen is in een Leidse fles kunnen spectaculaire (en gevaarlijke) experimenten gedaan worden. De Engelse natuurkundige William Watson verbeterde het ontwerp van de Leidse fles, door zowel de binnen- als de buitenzijde van metaalfolie te voorzien. Een aantal parallel geschakelde Leidse flessen wordt een 'batterij' genoemd. Zo'n batterij heeft een grotere capaciteit en kan dus meer lading bevatten. Deze batterijen werden ter vermaak gebruikt in publieksexperimenten, waarin het publiek bij aanraking van de batterij een schok (klap) kreeg.

De naam was er, maar de vereniging bleef nog 177 jaar uit. Toen, op 25 april 1923, richtten Paul Ehrenfest en een groepje ondernemende studenten een vereniging op voor de fysische en mathematische studenten in Leiden: De Leidsche Flesch, een orgaan dat ervoor zou zorgen dat de bètastudenten een plek hadden om samen te komen, om over de stof en het onderwijs te discussiëren en om zich te verdiepen door middel van lezingen.